Archief
Oorsprong
De wetenschap vermoedt dat alle paardachtigen afstammen van 'Eohippus'. Een zoogdier van circa 50 centimeter hoogte dat zo'n 50 miljoen jaar geleden leefde. In de loop der tijd veranderde deze Eohippus van een vijftenig dier tot onze hedendaagse eenhoevige Equus caballus oftewel het paard. De kleine Eohippus werd opgegeten door grote vogels. Op de één of andere manier weet ons huidige paard niet dat hij gegroeid is. Hij is immers nog steeds bang voor laag overvliegende vogels al vormen die tegenwoordig qua maat geen enkele bedreiging meer voor hem. De oorsprong van het paard ligt in Noord-Amerika, van waaruit verschillende soorten paardachtigen in de afgelopen paar miljoen jaar naar Eurazië konden emigreren door continenten die verschoven en door zeeën die dichtvroren of droog kwamen te liggen tijdens de diverse ijstijden. DNA-onderzoek, wat in dit verband nog in de kinderschoenen staat, lijkt er in ieder geval op te wijzen dat de oorsprong van het paard op verschillende continenten ligt. De paardachtigen in Amerika stierven uit rond 11.500 v.Chr. Wetenschappers zijn het er niet over eens of de oorzaak hiervan lag in de laatste (23e!) ijstijd, of door toedoen van de Clovisjagers. Feit is dat de wilde mustangs in Amerika afstammen van de paarden die de Spanjaarden daar rond 1500 achterlieten. Die kwamen dus uit Europa en verwilderden nadat de mensen ze los lieten. Rond 1800 werden deze mustangs weer gevangen en gebruikt door cowboys.
Evolutie
Door evolutie zijn verschillende paardenrassen ontstaan afhankelijk van de omgeving waarin ze zich moesten handhaven. In koudere streken ontstonden sobere vaak wat kortbenige dieren die met weinig voedsel konden overleven zoals Shetland pony's, Haflingers en Fjordenpaarden. In warme en droge gebieden ontstonden onder meer de Arabieren; hoogbenige snelle paarden die in staat waren grote afstanden af te leggen zonder water.
Ongeveer 6000 jaar geleden aan het begin van het bronzen tijdperk werden de paarden gedomesticeerd. Veel later overigens dan bijvoorbeeld honden, schapen, geiten en runderen. Tot die tijd werden paarden uitsluitend bejaagd vanwege hun vlees. Toen de mensen omschakelden van rondtrekkende jagers tot agrariërs veranderde het nut van de paarden. Omdat paarden vanwege hun karakter zo goed trainbaar bleken werden ze ingezet als last- en trekdier voor het bewerken van het land en weer later als rijdier voor met name de oorlogvoering. Toen de mens het paard ging gebruiken voor het werk ontstond ook de noodzaak van krachtvoer. In de natuur is een paard 16 à 18 uur bezig met eten. Aangezien het landbouw werkpaard vaak 10 tot 12 uur per dag moest werken had hij onvoldoende tijd om genoeg te eten. Om te zorgen dat hij toch voldoende calorieën binnenkreeg ging men op zoek naar andere voedingsmiddelen. In eerste instantie granen, wat in onze tijd overging naar een scala van brokken en muesli. Ondanks de evolutie is hun maag-darmsysteem ongewijzigd gebleven en dat systeem heeft behoefte aan veel ruwvoer (hooi). Hun bewegingsmechanisme (botten, pezen en spieren) heeft nog steeds veel beweging nodig. Iets wat veel van onze huidige sportpaarden, die vaak 23 van de 24 uur op stal staan niet krijgen.
De rastypische eigenschappen, die in de natuur waren ontstaan door omgevingsfactoren als temperatuur en de beschikbaarheid van voedsel en water, hebben wij mensen later verder uitgebouwd in de fokkerij. Door diverse rassen te kruisen werd het voor die tijd ideale gebruikspaard gefokt. Nu worden nog bijna uitsluitend paarden gefokt voor de sport.
Gebruik(en)
De manier waarop we tegenwoordig met onze paarden omgaan hebben een militaire oorsprong. Zo doen wij bijna alles aan de linkerkant van ons paard. Hoofdstel vastmaken, opzadelen en opstijgen. De militairen van weleer droegen hun sabel aan de linkerkant, dus om op te stijgen moesten ze dat wel van de linkerkant doen zodat ze hun rechterbeen, zonder sabel, over het paard heen konden zwaaien. In IJsland bijvoorbeeld, waar de ruiterij geen militaire oorsprong heeft, doet men veel meer zaken ook aan de rechterzijde. We moeten overigens het effect van het feit dat we altijd links opstappen niet onderschatten. Door het gewicht van de ruiter wordt niet alleen de linker beugelriem meer uitgerekt dan de rechter, ook het zadelkussen wordt extra belast op de plaats waar het tegen de schoft van het paard wordt aangetrokken. En last but not least: het paard ontwikkelt eenzijdig spieren die hij moet aanspannen om in evenwicht te blijven als wij ons in het zadel hijsen.
Dorli Welp